Een activiteit met mogelijke gevolgen voor dieren of planten die van nature in het wild leven. Dit zijn werkzaamheden met gevolgen voor beschermde dieren en planten. Voorheen werd dit “(passieve) soortenbescherming” genoemd.
- Aanbouw, uitbouw of bijgebouw bouwen of vervangen
- Bestaand gebouw verbouwen
- Bestaand hekwerk of andere afscheiding aanpassen
- Bestaande aanbouw, uitbouw of bijgebouw verbouwen
- Boom of beplanting onderhouden of weghalen
- Bouwplaats inrichten
- Bouwwerk of deel van een bouwwerk slopen, of asbest verwijderen
- Bouwwerk onderhouden
- Dakkapel plaatsen, vervangen of veranderen
- Dakraam plaatsen of vervangen
- Evenement organiseren
- Gevel isoleren, gevelpaneel vervangen of andere werkzaamheden aan de gevel uitvoeren
- Graven in bodem of waterbodem
- Grond of baggerspecie opslaan, aanbrengen of verplaatsen
- Hekwerk of andere afscheiding plaatsen of vervangen
- Natuurvriendelijke oever aanleggen of veranderen
- Nieuw gebouw bouwen
- Nieuw kozijn plaatsen of vervangen
- Uitrit aanleggen of veranderen
- Werkzaamheden in, aan of op een monument of archeologisch monument uitvoeren, of dit anders gebruiken
- Windturbine plaatsen of vervangen
- Zonnepanelen of zonneboiler plaatsen of vervangen
- Vergunningplicht: het is verboden zonder vergunning beschermde dieren opzettelijk te storen, doden, vangen, hun voortplantingsplaatsen of rustplaatsen of eieren weg te nemen, te vernielen of te beschadigen en beschermde planten te plukken, verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of vernielen. Welke verbodsbepalingen gelden, hangt af het beschermingsregime waaronder de dier- of plantensoort valt (Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn en internationale verdragen, Bijlage IX van het Besluit activiteiten leefomgeving). Een overzicht van de beschermde dieren- en plantensoorten vindt u hier. Blijkt uit ecologisch onderzoek dat de werkzaamheden schadelijke gevolgen hebben voor beschermde dieren en planten? Dan moet u een vergunning aanvragen.
- Specifieke zorgplicht: weet u of kunt u weten dat een werkzaamheid mogelijk nadelige gevolgen kan hebben voor dieren of planten die van nature in het wild leven? Dan moet u zich houden aan de specifieke zorgplicht bij de uitvoering van de werkzaamheden.
- Voorkom dat dieren onnodig lijden: vangt u of doodt u (met een vergunning) een beschermd dier in het wild? Dan moet u voorkomen dat het dier onnodig lijdt;
- Meld een ongewoon voorval: gebeurt er bij de uitvoering van de werkzaamheden iets wat mogelijk significant schadelijke gevolgen kan hebben voor beschermde dieren en planten? Dan bent u verplicht het ongewoon voorval direct te melden en direct maatregelen te nemen om de gevolgen zo klein mogelijk te maken.
Nee, deze geldt al (in een iets andere vorm) sinds de Flora- en faunawet en de opvolger hiervan: de Wet natuurbescherming (ontheffing soortenbescherming). Door de Vergunningcheck van het Omgevingsloket is deze vergunningplicht beter zichtbaar.
Als u aan alle drie de volgende voorwaarden voldoet:
- U kunt aantonen dat de werkzaamheden nodig zijn (= er is een geldig wettelijk belang) en dat dit belang zwaarder weegt dan de beschermde soort(en). Welk wettelijk belang voor u van toepassing kan zijn, hangt af van het beschermingsregime waaronder de dier- of plantensoort valt en vindt u in respectievelijk artikel 8.74j, 8.74k en 8.74l van het Besluit kwaliteit leefomgeving;
- U kunt aantonen dat er geen andere oplossing is dan het op deze manier, op deze plek en met deze planning uitvoeren van de werkzaamheden;
- De werkzaamheden leiden niet tot verslechtering van de staat van instandhouding van de beschermde dieren- en plantensoorten.
Voldoet u niet aan alle drie deze voorwaarden? Dan kan er helaas geen vergunning flora- en fauna-activiteit verleend worden.
Niet als u op tijd het ecologisch onderzoek laat uitvoeren en indien nodig de vergunning aanvraagt.
Via het Omgevingsloket dient u in ieder geval het volgende in:
- Volledig ingevuld aanvraagformulier Flora- en fauna-activiteit – Vergunning (Rijk);
- Ecologisch onderzoek (in ieder geval een natuurwaardenonderzoek);
- Document met gegevens ter onderbouwing van de vergunningaanvraag:
- Algemene projectgegevens, werkzaamheden en planning;
- Beschermde dieren- en/of plantensoorten en bijbehorende schadelijke handelingen waarvoor u de vergunning aanvraagt;
- Onderbouwing van het wettelijk belang van de werkzaamheden;
- Alternatievenafweging;
- Activiteitenplan;
- Kaartmateriaal.
Meer informatie over de inhoud van de vergunningaanvraag, de benodigde stukken en het benodigd ecologisch onderzoek, vindt u in deze handleiding.
De provincie toetst de vergunningaanvraag aan de hand van de rijksregels voor de flora- en fauna-activiteit (Besluit activiteiten leefomgeving en het Besluit kwaliteit leefomgeving). Afhankelijk van de indieningsvorm (enkelvoudige aanvraag of meervoudige aanvraag) is dit een omgevingsvergunning of een instemmingsbesluit:
Omgevingsvergunning flora- en fauna-activiteit:
Als u alleen maar voor de flora- en fauna-activiteit een vergunningaanvraag heeft ingediend (= enkelvoudige aanvraag).
- Op basis van de aangeleverde stukken toetst de provincie of voldaan is aan alle drie de voorwaarden.
- Vervolgens verleent het een (gedeeltelijke) omgevingsvergunning flora- en fauna-activiteit met daarin de voorschriften (maatregelen) om de dieren- en plantensoorten te beschermen. Het kan ook zijn dat de provincie helaas geen omgevingsvergunning flora- en fauna-activiteit kan verlenen omdat niet is aangetoond dat voldaan is aan alle drie de voorwaarden voor het kunnen verlenen van de vergunning voor de flora- en fauna-activiteit.
Instemmingsbesluit voor het onderdeel flora- en fauna-activiteit als onderdeel van de omgevingsvergunning aangevraagd bij de gemeente:
Als u bij de gemeente een aanvraag heeft ingediend voor een omgevingsvergunning voor meerdere activiteiten (= meervoudige aanvraag).
- De gemeente stuurt de concept omgevingsvergunning van de gemeente naar de provincie.
- Op basis van deze concept omgevingsvergunning en de aangeleverde stukken toetst de provincie of voldaan is aan alle drie de voorwaarden om te kunnen instemmen met de omgevingsvergunning van de gemeente. Eventueel vraagt de gemeente, op verzoek van de provincie, aanvullende gegevens op bij de aanvrager.
- De provincie stuurt aan de gemeente het instemmingsbesluit met daarin de voorschriften (maatregelen) om de dieren- en plantensoorten te beschermen. Deze voorschriften neemt de gemeente op in de door de gemeente te verlenen omgevingsvergunning. Het kan ook zijn dat de provincie helaas geen instemming kan verlenen omdat niet aangetoond is dat voldaan is aan alle drie de voorwaarden.
Een flora- en fauna quickscan is handig om zo snel mogelijk een inschatting te kunnen maken of u qua flora- en fauna-activiteit aan de slag kunt met de werkzaamheden, of dat een natuurwaardenonderzoek nodig is. Doel van de flora- en fauna quickscan is namelijk helder krijgen:
- Van welke beschermde dieren- en plantensoorten de aanwezigheid uit te sluiten is;
- Van welke beschermde dieren- en plantensoorten deze aanwezigheid niet uit te sluiten is;
- Of er ten aanzien van de (mogelijk) aanwezige beschermde dieren- en plantensoorten door de werkzaamheden verbodsbepalingen uit het Besluit activiteiten leefomgeving overtreden kunnen gaan worden.
Blijkt uit de flora- en fauna quickscan dat uit te sluiten is dat er beschermde dieren en planten aanwezig zijn op de planlocatie? Of zijn deze wel aanwezig, maar is uit te sluiten dat de werkzaamheden schadelijke gevolgen zullen hebben voor beschermde dieren en planten? Dan kunt u qua flora- en fauna-activiteit aan de slag met de werkzaamheden. Zijn beide niet uit te sluiten, dan is een natuurwaardenonderzoek nodig.
Een ecologisch deskundige van een ecologisch adviesbureau voert de flora- en fauna quickscan uit.
In de BeSi zit nog maar een deel van alle beschermde dieren- en plantensoorten. Het kan daarmee alleen een eerste indicatie geven.
Blijkt uit de flora- en fauna quickscan (verkennend ecologisch onderzoek) dat er beschermde dieren- en/of plantensoorten aanwezig kunnen zijn in het plangebied en is niet uit te sluiten dat de werkzaamheden geen gevolgen zullen hebben voor de aanwezige beschermde dieren- en/of plantensoorten? Dan is een natuurwaardenonderzoek (nader ecologisch onderzoek) nodig.
Het natuurwaardenonderzoek is gericht op de ecologische functie van het plangebied en de directe omgeving voor de in de buurt aanwezige dier- en/of plantensoort. Het natuurwaardenonderzoek borduurt voort op de resultaten uit de flora- en fauna quickscan. Maar kan ook direct uitgevoerd worden zonder eerst een flora- en fauna quickscan uit te voeren. Er moet dan vooraf wel duidelijk zijn naar welke dieren- en/of plantensoorten het natuurwaardenonderzoek nodig is.
Een ecologisch deskundige voert het natuurwaardenonderzoek uit.
Een ecologisch deskundige is een persoon met een mbo-, hbo- of universitaire opleiding in de Nederlandse ecologie of in Nederlands natuurbeheer of hiermee vergelijkbare studiegebieden. Of een persoon die op een andere manier aantoonbare soortenkennis van de Nederlandse flora en fauna opgebouwd heeft en minimaal één jaar ervaring heeft met het ecologisch veldonderzoek waarvoor die persoon als ecologisch deskundige zelfstandig ingezet gaat worden. Via bijvoorbeeld het Netwerk Groene Bureaus vindt u een lijst met ecologisch adviesbureaus waarbij ecologisch deskundigen aangesloten zijn.
- Controleer of er aanwijzingen zijn dat op de plek van de werkzaamheden of in de buurt ervan dieren of planten die van nature in het wild leven of hun leefgebieden aanwezig zijn;
- Zijn er aanwijzingen dat deze aanwezig zijn? Ga dan na of de werkzaamheden mogelijk schadelijke gevolgen kunnen hebben voor deze dieren- en plantensoorten. Denk daarbij ook aan schadelijke gevolgen voor nesten, foerageerplaatsen, voortplantingsplaatsen, rustplaatsen en eieren;
- Is het niet mogelijk om schadelijke gevolgen uit te sluiten? Ga dan na wat de schadelijke gevolgen voor dieren en planten kunnen zijn;
- Zijn schadelijke gevolgen niet uit te sluiten? Neem dan passende preventieve maatregelen om deze schadelijke gevolgen voor dieren- en plantensoorten te voorkomen. En ga tijdens en na het uitvoeren van de werkzaamheden na of die maatregelen het bedoelde effect hebben;
- Zijn er ondanks de genomen preventieve maatregelen toch schadelijke gevolgen door de werkzaamheden? Dan moet u de werkzaamheden stoppen. Is stoppen niet mogelijk? Dan moet u passende herstelmaatregelen nemen.
Bijvoorbeeld door het project en de werkzaamheden op een andere locatie, een ander moment of op een andere manier uit te voeren. En/of door met mitigerende maatregelen (schade aan de beschermde dieren en planten zoveel mogelijk voorkomen) en compenserende maatregelen (leefgebied van de beschermde dieren en planten op andere plek aanbieden) de schadelijke gevolgen van de werkzaamheden en het project te beperken. Het nemen van mitigerende en compenserende maatregelen zorgt er overigens niet altijd voor dat een vergunning niet nodig is.
Ongewoon voorval:
- Een gebeurtenis die afwijkt van het normale verloop. Dit is bijvoorbeeld een storing, ongeluk, zwaar ongeval of ramp door bijvoorbeeld de uitvoering van de activiteit, vandalisme of blikseminslag; en
- Deze gebeurtenis heeft (mogelijk) schadelijke gevolgen voor de fysieke leefomgeving; en
- De gevolgen van deze gebeurtenis zijn significant.
Te zetten stappen:
- Informeer direct de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) Utrecht via 0800-0225510 (24/7 bereikbaar);
- Neem direct maatregelen om de gevolgen zo klein mogelijk te houden;
- Lever over het ongewoon voorval informatie aan via het Omgevingsloket (formulier: “Informatie ongewoon voorval flora- en fauna-activiteit (Rijk)”). De RUD Utrecht behandelt vervolgens de binnengekomen informatie.
Een gemeente kan beschikken over een gebiedsgerichte ontheffing/vergunning op basis van een Soortenmanagementplan (SMP). De gemeente heeft dan het ecologisch onderzoek al gedaan voor het stedelijk gebied of de woonkernen van de gemeente. En heeft op basis daarvan van de provincie een gebiedsgerichte ontheffing/vergunning ontvangen. Het Soortenmanagementplan beschrijft hoe de gemeente bij de uitvoering van bepaalde ruimtelijke ingrepen de beschermde dieren- en/of plantensoorten binnen het Soortenmanagementplan beschermt.
Voldoet u aan de voorwaarden die genoemd zijn in de gebiedsgerichte ontheffing/vergunning? Dan kunt u van deze gebiedsgerichte ontheffing/vergunning gebruikmaken. Hierdoor is het meestal niet nodig het ecologisch onderzoek te laten uitvoeren voor uw project.
Neem contact op met uw gemeente (website, e-mail of telefonisch) voor inzicht in:
- Of er een gebiedsgerichte ontheffing of vergunning is op basis van een Soortenmanagementplan;
- Aan welke aanvullende voorwaarden u moet voldoen om hiervan gebruik te kunnen maken;
- Welke gegevens u op welke manier moet aanleveren om hiervan gebruik te kunnen maken.
Amersfoort, Leusden, Oudewater, Utrecht, Wijk bij Duurstede, Woerden, Woudenberg en Zeist.
In een aantal gevallen is een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit niet nodig. Het gaat hierbij om specifieke situaties en relatief kleine werkzaamheden, zoals het plaatsen van een dakkapel, dakraam of zonnepaneel. Door deze werkzaamheden kunnen echter wel beschermde dieren (bijvoorbeeld vleermuizen, gierzwaluwen of huismussen) gestoord of gedood worden. Vul daarom ook bij dit soort werkzaamheden de Beschermde SoortenIndicator in voor de locatie en de werkzaamheid.
Houd bij de planning van de werkzaamheden er rekening mee dat belanghebbenden bezwaar kunnen indienen tegen een vergunning. Hiervoor hebben zij tot 6 weken na de verzenddatum van het besluit de tijd. In die 6 weken kunnen bezwaarmakers een voorlopige voorziening aanvragen bij de rechtbank. De voorzieningenrechter van de rechtbank kan dan beslissen de werkzaamheden waarvoor de vergunning verleend is, stil te leggen.
Daarnaast kan in heel specifieke gevallen (dit is maatwerk) in het besluit opgenomen worden dat de werkzaamheden pas vanaf 4 weken nadat een vergunning (of de omgevingsvergunning van de gemeente met daarin het instemmingsbesluit) aan de aanvrager bekend gemaakt is, uitgevoerd kunnen worden. Dit volgt uit artikel 16.79 van de Omgevingswet.
Op basis van de Omgevingswet en het Besluit activiteit leefomgeving is het verboden beschermde dieren en planten te doden, hen al dan niet tijdelijk te verstoren en hun nestplaatsen, verblijfplaatsen, noodzakelijke voedingsplaatsen, vliegroutes en leefgebieden al dan niet tijdelijk ontoegankelijk en ongeschikt te maken.
Wat precies verboden is, hangt af van de diersoort en plantensoort:
- Vogelrichtlijnsoorten: Paragraaf 11.2.2 Besluit activiteiten leefomgeving.
- Habitatrichtlijnsoorten: Paragraaf 11.2.3 Besluit activiteiten leefomgeving.
- Overige dieren- en plantensoorten: Paragraaf 11.2.4 Besluit activiteiten leefomgeving.
Welke diersoort en plantensoort waaronder valt, vindt u in deze lijst.
Een overzicht van de wetsartikelen met de verbodsbepalingen vindt u op pagina 8 van deze handleiding.
U heeft altijd een geldige omgevingsvergunning flora- en fauna-activiteit nodig wanneer u werkzaamheden uitvoert waardoor u de verbodsbepalingen overtreedt.
Naast een geldige omgevingsvergunning flora- en fauna-activiteit moet u twee soorten maatregelen nemen:
- Mitigerende maatregelen: maatregelen om de schade aan beschermde dieren en planten plaatselijk weg te nemen; en
- Compenserende maatregelen: maatregelen om het leefgebied van de beschermde dieren en planten ergens anders aan te bieden.
Deze maatregelen moet u nemen aan het begin van de looptijd van de omgevingsvergunning flora- en fauna-activiteit, voordat u de werkzaamheden start. Deze maatregelen nemen we op in de vergunningvoorschriften.
Blijkt door monitoring na het verlopen van de omgevingsvergunning flora- en fauna-activiteit dat deze maatregelen geen effect gehad hebben? Dan kan daarop gehandhaafd worden. En moet u mogelijk actie ondernemen.
Voor de periode die in de omgevingsvergunning flora- en fauna-activiteit vermeld staat.
Lopen de werkzaamheden uit, starten de werkzaamheden later, wilt u de werkzaamheden op een andere manier uitvoeren, wordt het plangebied uitgebreid of verandert de tenaamstelling van de vergunninghouder?
Dien dan een verzoek in voor wijziging van de omgevingsvergunning flora- en fauna-activiteit.
Neem hiervoor contact op met het Servicebureau van het team Vergunningverlening Natuur en Landschap (servicebureau@provincie-utrecht.nl).
Voorkomt u dat u verbodsbepalingen overtreedt, mede vanwege de specifieke zorgplicht flora- en fauna-activiteit? Dan is wijziging van de omgevingsvergunning flora- en fauna-activiteit vaak niet nodig.
De provincie Utrecht heeft de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD Utrecht) gemachtigd voor het toezicht op de naleving van de vergunningvoorschriften, hieronder valt ook toezicht op de uitvoering van de mitigerende en compenserende maatregelen.
Sommige diersoorten hebben een verborgen levenswijze en/of verborgen verblijfplaatsen (bijvoorbeeld vleermuizen in spouwmuren). Andere diersoorten zijn extra kwetsbaar als ze verplaatst worden (bijvoorbeeld zandhagedissen en vissen).
Zelfs als u mitigerende maatregelen neemt, bijvoorbeeld het plaatsen van exclusion flaps (waardoor vleermuizen wel naar buiten, maar niet meer naar binnen kunnen), kan niet volledig uitgesloten worden dat er geen vleermuizen gedood worden. Er kan dan sprake zijn van voorwaardelijke opzet.
We raden u daarom aan om in de vergunningaanvraag alle diersoorten aan te geven waarvan het aannemelijk is dat de werkzaamheden leiden tot overtreding van de verbodsbepalingen.
Als namelijk blijkt dat er - ondanks de getroffen maatregelen - toch een dier is gedood, dan kan dit door een handhaver/rechter gekwalificeerd worden als voorwaardelijke opzet.
Dit houdt in dat er niet wordt uitgegaan van de wil om een verbodsbepaling te overtreden, maar dat u bewust de aanmerkelijke kans aanvaard heeft dat er door de werkzaamheden beschermde dieren en planten gedood worden, dat ze al dan niet tijdelijk verstoord worden of hun nestplaatsen, verblijfplaatsen, noodzakelijke voedingsplaatsen, vliegroutes en leefgebieden al dan niet tijdelijk ontoegankelijk en ongeschikt gemaakt worden.
Belangrijk element is dus of u weet of had kunnen weten dat die mogelijkheid bestond. Bij een burger met weinig ecologische kennis zal dit bewustzijn niet altijd aanwezig zijn. Van een ecologisch adviesbureau mag verwacht worden dat deze de risico's kent en ze opneemt in de flora- en fauna quickscan en het natuurwaardenonderzoek. Ondanks het niet beschikken over ecologische kennis, geldt overigens dat ook ‘kleine’ initiatiefnemers op de hoogte moeten zijn van de verbodsbepalingen in de wet.
Hebben de werkzaamheden tot gevolg dat een voorplantingsplaats, rustplaats of nestplaats al dan niet tijdelijk niet toegankelijk is? Dan wordt dit gezien als het aantasten/beschadigen/vernielen/wegnemen ervan. U heeft dan een omgevingsvergunning flora- en fauna-activiteit nodig. En u moet in de nabijheid op een andere plek een of meerdere nieuwe voortplantingsplaatsen, rustplaatsen of nestplaatsen creëren.
Een uitzondering hierop is als de voortplantingsplaats, rustplaats of nestplaats weer toegankelijk is nog voordat het dier hier weer gebruik van maakt. Bijvoorbeeld:
- Een nestplaats van de gierzwaluw. Dit dier is een deel van het jaar afwezig. Als er in de tijd van afwezigheid gewerkt wordt en hetzelfde nest is hierna weer op dezelfde manier beschikbaar, dan is er geen sprake van overtreding van de verbodsbepaling.
- Een paarverblijfplaats van een gewone dwergvleermuis, waarvan is vastgesteld dat deze alleen in de paarperiode gebruikt wordt. Deze mag in de rest van het jaar ontoegankelijk zijn door steigers, als de verblijfplaats daarna weer gewoon toegankelijk is. De verbodsbepaling wordt dan niet overtreden.
Aan een verblijfplaats of nestplaats van een diersoort zijn vaak het foerageergebied en leefgebied onlosmakelijk verbonden. De functionaliteit van de verblijfplaats of de nestplaats is hiervan dan afhankelijk. Dit wordt essentieel foerageergebied of algeheel leefgebied genoemd.
Als dit essentieel foerageergebied/algeheel leefgebied verwijderd of aangetast wordt dan wordt de nestplaats of verblijfplaats verlaten of niet meer teruggevonden. In zo’n geval is een omgevingsvergunning flora- en fauna-activiteit nodig voor de aantasting van het foerageergebied.
In sommige gevallen is het mogelijk om de negatieve gevolgen volledig te voorkomen. Bijvoorbeeld door ruim van tevoren aan de werkzaamheden al voldoende alternatief foerageergebied aan te brengen zodat het aan te tasten foerageergebied niet meer essentieel is of al vervangen voordat de aantasting plaatsvindt.
Voor de aanleg van een alternatief foerageergebied is het overigens ook belangrijk om te weten of daar beschermde soorten aanwezig zijn waarvoor mogelijk een aantasting kan gelden en een omgevingsvergunning flora- en fauna-activiteit nodig is. Zijn daar geen beschermde soorten aanwezig, dan heeft u voor de aanleg van het alternatieve foerageergebied geen omgevingsvergunning flora- en fauna-activiteit nodig.
In het eerste lid, onder d. van artikel 11.37 van het Besluit activiteiten leefomgeving staat dat het verboden is vogels opzettelijk te storen.
In het derde lid van artikel 11.37 van het Besluit activiteiten leefomgeving staat dat het verbod op het opzettelijk storen van vogels, bedoeld in het eerste lid, onder d, niet geldt als het storen niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de vogelsoort.
Dit betekent dat als de huidige staat van instandhouding van de vogelsoort al slecht is, de verstoring van de vogels meer invloed heeft op de vogelsoort dan als de huidige staat van instandhouding redelijk of goed is.
Afhankelijk de huidige staat van instandhouding van de vogelsoort moet dus bepaald worden of een verstoring wel of niet van wezenlijke invloed is.
Een voorbeeld is woningbouw op een locatie waar zich veldleeuweriken bevinden, waarvan de staat van instandhouding nu al slecht is. Werkzaamheden die bijvoorbeeld trillingen of geluid produceren, kunnen schadelijke gevolgen voor het broedsucces van de veldleeuwerik. Omdat de staat van instandhouding van deze soort al slecht is, is het eerste lid van artikel 11.37 van het Besluit activiteiten leefomgeving van toepassing. En niet het derde lid van artikel 11.37.
Moet u beschermde dieren (bijvoorbeeld hagedissen, hazelwormen, vissen) vangen om deze te kunnen verplaatsen (= uitzetten) in een gebied dat niet hun eigen leefgebied is? Dan heeft u daarvoor een omgevingsvergunning flora- en fauna-activiteit nodig.
Voordat u het oorspronkelijke leefgebied gaat aantasten, heeft u een compensatiegebied nodig. Dit houdt in dat u een ander gebied verbetert of een gebied zoekt waar nog voldoende draagkracht is zodat u de dieren daar kunt plaatsen. Moet u de beschermde dieren vangen om deze te kunnen plaatsen in dit compensatiegebied? Dan heeft u daarvoor een omgevingsvergunning flora- en fauna-activiteit nodig.
Een omgevingsvergunning flora- en fauna-activiteit is niet nodig voor het uitzetten als het dier aan de andere kant van bijvoorbeeld een reptielenscherm weer vrijgelaten kan worden.
De informatie op deze webpagina is voor het laatst bijgewerkt op 24 maart 2025 en u kunt er geen rechten aan ontlenen.